Arthur Vanderstuyft

  

Voornaam:   Arthur
Achternaam:   Vanderstuyft
Nationaliteit:  België
Geslacht:  
Werd:   72 jaar
Geboortedatum:   23-12-1883
Geboorteplaats:  Essen (Antwerpen), België
Overleden  06-05-1956
Plaats van overlijden  Borgerhout (Antwerpen), België

slider image slider image slider image

Voornaam:   Arthur
Achternaam:   Vanderstuyft
Nationaliteit:  België
Geslacht:  
Werd:   72 jaar
Geboortedatum:   23-12-1883
Geboorteplaats:  Essen (Antwerpen), België
Overleden  06-05-1956
Plaats van overlijden  Borgerhout (Antwerpen), België

 

 Bevoegdheden

Professional 1901-1914 1923

is een oudere broer van Léon Vanderstuyft
is een zoon van Fritz Vanderstuyft


IJzeren Tuur


Uitslagen

Alle wedstrijden
Toon:

Ploegen



Memo(s)

Den ijzeren Tuur.


Het is waarschijnlijk niet zo evident dat je in dit boekje van onze heemkring een artikel vindt over een wielrenner uit lang vervlogen tijden. Ik weet het , als een inwoner van Wijnegem, dien ik eigenlijk te schrijven over Kareltje Verbist, maar toch. Dit zal ik pas kunnen doen na heel wat opsporingswerk. Met enige fierheid kan ik jullie wel zeggen dat mijn grootvader, ook een groot wielrenner, Karel zijn handtekening heeft leren maken. In die tijd was je elkaars vriend …. Tot de wedstrijd begon. Met heel veel trots in het hart kan ik zeggen dat mijn eigenste grootvader, langs moeders zijde, een groot wielrenner en een goede vriend van Kareltje was. Wat ik zeker niet heb meegekregen zijn de sterke, geoliede en naar kamfer geurende wielrennersbenen. Dus hier mijn verhaal over een echte “flandrien”, het verhaal over het leven van Arthur Vanderstuyft, beter gekend als “den ijzeren Tuur”.



Tuur was een echte Antwerpenaar, die door de wielersport de harten van velen Zurenborgers deed daveren, toen hij op de wielerpiste van Zurenborg verscheen. Hoe het allemaal is begonnen met Tuurke ? Hij werd geboren in Essen. Wat later hielden zijn ouders een restaurant open op de Grote Markt van de West-Vlaamse stad Ieper. Namelijk café-restaurant ‘den toerist’. Tuurs vader, Frederik Vanderstuyft, was één van de weinigen van de stad die een echte fiets bezat. Waar ik nu over spreek situeert zich omstreeks de jaren 1870. hij deed in zijn vrije uurtjes mee aan talrijke wielerwedstrijden, die men her en der inrichtte. Men noemde deze wedstrijden de “concours vélocipédiques’. Zo reed vader Frederik met de fiets naar Frankrijk. Reed aldaar de officieuze wedstrijd “Parijs-Bordeaux”. In die tijd woog een koersfiets zo’n dikke 20 kilogram. Geen sponsors, geen verzorgers, geen mekaniciens, niets. Niets hulp hadden deze mannen. Op kinderkopjes, zoals je ze al lang niet meer vindt, slijk, modder, gewoonweg een leven vol hard labeur. Brak hun kader, dienden zij deze zelf te herstellen bij de dorpssmid, evenals het vervangen van een platte ‘tube’. Zij sleurden met een drietal tubes om hun borstkas en hadden een arsenaal aan sleutels en ander werkgerief bij. In Bordeaux bestelde Frederik de wijn voor zijn restaurant, sliep er een nachtje over en bolde terug met zijn ijzeren ros naar Ieper. Iets wat deze renners typeerde waren de hoog opgetrokken kousen, vastgemaakt met moeders chartellen en een ferme knevel – een echte snor die men met veel ontzag ‘hun koersguidonne’ noemden. Vader Frederik haalde de ene prijs na de andere en stelde voor aan kleine Tuur of hij ook niet eens wilde meedoen . Er waren immers bijna meer prijzen te winnen, dan er deelnemers waren. Zo kwam het dat kleine Tuur zijn eerste wedstrijd reed op 2 maart 1895. Tuur was toen 11 jaar. De wedstrijd had plaats in Beitem tegen Roeselare. De mederenners lachten de ‘snotneus’ uit en zouden hem eens een lesje leren,dachten zij. Maar het broekventje werd tweede. Nadien zou het nog wel enkele jaren duren duren alvorens hij aan het koersen kon in internationale wedstrijden als semi-prof. Zijn eerste internationale wedstrijd was de wielerwedstrijd in Frankrijk : Tourcoing-Betune-Tourcoing, een wedstrijd over 108 km. Er waren 68 vertrekkers en Tuur won deze wedstrijd met 5 minuten voorsprong , in een tijd van 3 uur en 41 minuten, ofwel tegen een snelheid van 29,3 km per uur.Goede hedendaagse toppers in het wielrennen, zouden deze wedstrijd afbonjouren in een dikke 2 uurtjes, als de wegen geasfalteerd zouden zijn.
In 1903 had Arthur Vanderstuyft al meer dan 500 gewonnen wedstrijden op zijn palmares. Hoe langer, hoe meer begon Artur koersen te rijden op de in die tijd talrijke wielerbaner of wielerpistes. De wielerpistes van Zurenborg, het Rivierenhof, het Antwerpse sportpaleis, de baan van Roubaix, de piste van Parijs heeft hij allemaal getrotseerd. Hij heeft overal zijn wedstrijden gewonnen. Om al zijn onkosten aan zijn fietsen te betalen, werkte hij als automekanieker in de autofabrieken van de beste auto aller tijden: de Minerva. Daar werkte hij samen met zijn vriend Jan Olyslaghers (motorracer-vliegenier). Toen hij vertraging had opgelopen na een internationale wedstrijd en zich telaat op het bedrijf meldde werd hij ontslagen door zijn meestergast. Zelfs niet na bemiddeling van de grote baas. Jaloezie, zeker? Van dat ogenblik is hij gaan koersen voor de kost; dus volledig als prof. Voortaan zou het brood op de plank nog enkel komen van het geld dat hij verdiende met te gaan koersen. In 1903 heeft hij zijn eerste ‘Boule d’Or’ gereden in Parijs. Een ‘Boule d’Or’ is een wedstrijd op de piste gedurende 24 volle uren. Gegeten werd er op de fiets, geslapen pas na de wedstrijd. Het was in 1903 dat hij de eerste officiële “Kampioen van België” op de weg werd. Hij werd dat jaar recordhouder op de 100 km en behaalde een derde plaats op de wereldkampioenschappen op de baan, in Londen, net achter Walthour en Simar.
Tijdens de winterperioden ging den ijzeren Tuur wedstrijden rijden in Amerika, namelijk op de pistes van Madison Garden en Crystal Palace te New York. Aldaar leerde hij zijn eerste vrouw kennen. De dochter van een Antwerpse diamantair, die enkele jaren later stierf. Hij verhuisde toen terug naar zijn Zurenborg, namelijk naar de Tweelingenstraat 28. Enkele jaren later huwde hij zijn buurmeisje uit het nummer 32, Octavie (mijn grootmoeder). Men dacht in de straat altijd dat Arthur de moeder van het meisje, een welbevallige en veel te vroeg geworden weduwe, het hof kwam maken. Maar nee hoor, een frisse veel jongere vrouw, dat wilde hij.

In 1905 won hij wederom de ‘Boule d’Or’ van Parijs waar hij een afstand bijeen fietste van een dikke 944 km in 24 uren, achter tandemgangmakers. Ook werd hij dat jaar wereldkampioen op de baan in Hamburg. Daarnaast won hij nog 53 grote kermiskoersen op de weg. In 1906 werd hij 2de op de wereldkampioenschappen van Genève, net achter de grote Daragon. 1908 was ook een jaar vol overwinningen op de wielerbanen van Hamburg, Keulen, Hannover, Leipzig, Dusseldorf, Nürenberg en Berlijn. Keer op keer verbeterde hij snelheidsrecords, zoals op 8 oktober 1908 op de 110 km, de 170 en de 172 km. Het eerste uur reed hij 89 km/uur. Op de piste van Zurenborg won hij de 2-urenkoers met een afstand van 162 km (achter Dernymotoren). In 1912 werd hij opnieuw kampioen van België achter motoren en dit op de Gitschotelpiste te Deurne bij Antwerpen. In 1914 werd Tuur de nieuwe officieuze wereldrecordhouder met een snelheid van 107 km per uur , op de velodroom van Zurenborg. Op dezelfde wielerpiste won hij het ‘Gouden Wiel van Antwerpen’, in 2 uur een afstand affietsend van 160 km en 100 m. En toch bleef Tuur een simpele man. Hij bracht liever een brief even met de fiets naar brussel, want die van de post vertrouwde hij niet altijd. Vlugger was het alleszins. Het was ook een man die geen onrechtvaardigheden kon verdragen en zo kwam het dat hij op een gegeven moment niet van start wilde gaan, vooraleer er een bepaalde journalist uit de velodroom was gezet, omdat hij een boel leugens had geschreven. Ook met de BWB (Belgische Wielrenners Bond) had den Tuur het niet zo hoog op. De toenmalige leiders van de BWB hadden er toen een aardig handje van aan hun renners te bedotten. Zo werd het eerste Belgisch kampioenschap voor renners op de baan georganiseerd in 1904. DE BWB loofde een prijs uit van 42 frank aan de winnaar , terwijl de goede renners in Duitsland 1000 frank werden betaald. Maar aan het kampioenschap was ook een gouden medaille aan verbonden. Vermits de wielerbond zijn renners verplichtte aan de wedstrijd deel te nemen, zette den ijzeren Tuur zijn beste beentje voor en … won. De 42 frank werd eerlijk verdeeld ; 10 frank voor de manager, 10 frank voor de gangmaker en 22 frank voor hemzelf. De gouden medaille zou dat jaar op de jaarlijkse vergadering van de BWB aan Arthur Vanderstuyft uitgereikt worden. De vergadering en de uitreiking had plaats in de maand september. Vermits Tuur niet aanwezig kon zijn, omdat hij toen in Amerika zijn brood verdiende, vroeg hij zijn medaille op na zijn thuiskomst. Na herhaaldelijk er naar te vragen, kreeg hij het antwoord dat hij de medaille reeds had ontvangen, doch het tegendeel is waar. Ook het wereldkampioenschap van dat gezegende jaar 1904 heeft den ijzeren Tuur geen geluk gebracht. Nadat hij zwaar getraind had op de piste van Zurenborg, met als gangmaker Jan Olyslaghers, kreeg hij 8 dagen voor het wereldkampioenschap geen toestemming om naar het Londense Crystal Palace de titel te beslechten. Jan Olyslaghers werd inmiddels ingehuurd door de Amerikaanse stayer Walthour. Twee dagen voor de kampioenschappen kreeg hij een telegram van de BWB, met de melding dat hij dan toch mocht gaan deelnemen. Vermits alle gangmakers reeds ingehuurd waren, nam hij een Ieperse motorrijder mee als gangmaker. Dooradat zijn motorfiets niet voorzien was met een rol, moest den Tuur starten zonder gangmaker. Algauw stond hij talrijke ronden achter. Toen een zekere Bowden viel, heeft zijn gangmaker den Tuur opgepikt en werd hij nog derde.



Tijdens de periode van de eerste wereldoorlog kreeg den Tuur een slechte naam, omdat hij noodgedwongen geld diende te verdienen, door te gaan koersen in Duitsland. Doch hierdoor kon hij veel mensen van hier mee uit de nood helpen, want Tuur bracht van alles mee, zoals medicijnen en dergelijke, naar hier, dat hier niet meer verkrijgbaar was en redde zo toch verscheidene mensen het leven.


In elk geval kwam er een einde aan zijn beroepsloopbaan als renner in 1923, toen hij tijdens een training zijn knieschijf brak, omdat er een loslopende hond de wielerbaan overliep. De gangmaker werd zwaargewond. En dit in een periode zonder hospitalisatieverzekering.



Na zijn ongeval kocht Tuur ook een motor, om het leven te gaan door brengen als gangmaker. Dit was een zeer zware kost en beslissing, want het huis dat ze huurden in de Tweelingenstraat werd net toen te koop aangeboden aan de som van … jawel, een gangmakersmotor. Als gangmaker had de ijzeren Tuur het ook niet gemakkelijk, want hij wilde niet in combines rijden. Hij keerde de wereld van de piste de rug toe en werd handelsreiziger in stoffen bij één van zijn schoonbroers, in loondienst.


Samen met de andere Westvlaamse Antwerpenaar Jef Demuyzere richtte hij de Antwerpse veteranenclub op. Zodoende legde hij nog ontelbare kilometers af op de fiets. Mijn moeder, zijn dochter vertelde dat al wie thuis de fiets op kon, telkens mee moest op uitstap, met de veteranen. Zij kwam op een gegeven moment al huilend thuis en zocht troots bij haar tweelingszus Renée. Ze voelde enkel pijn en zij mocht zich gelukkig prijzen omdat ze een gebroken en ingegipste arm had, want ze waren even naar Aarlen geleden en terug. Mijn tante Renée herinnert haar tweelingzus Lea (mijn moeder - Litske in de aanspreektaal) nog regelmatig aan dit voorval. Ze krijgt er nog steeds compassie van. Voor zijn 50-jarige wielercarrière heeft hij een daverend feest georganiseerd in het Antwerpse sportpaleis. Hier huldigde hij zijn wielervrienden, verzorgers, gangmakers, maar vooral zijn fietsenmaker Avram (Abraham) Kahan, die zijn fietsenwinkel had in de Ploegstraat te Antwerpen, recht over het reeds afgebroken chocoladefabriek. Enkele maanden later overleed hij op 6 mei 1956. Een klein jaar later werd ik pas geboren.


Ook zijn zoon Freddy Vanderstuyft was ook door het wielrennersvirus gebeten en heeft regelmatig ook zijn verdienstelijk werk gedaan. Vraag dat maar aan zijn ploegmaat Fred(je) De Bruyne. Ook hij moest soms moeilijke beslissingen nemen. Hij lag eens 200 meter op kop toen de elastiek van zijn rennersbroek knapte. Hij kon kiezen, ofwel de koers winnen voor de ogen van het Hobokense publiek in zijn bloot gat of even stoppen om zijn broek op te trekken en daarbij de koers te verliezen. Mijn nonkel Freddy koos voor het eerste scenario.
Hij is vrij snel met zijn loopbaan dienen te stoppen, na een val waarbij hij zijn rug brak.
Niemand van Tuur’s kleinkinderen of achterkleinkinderen is ooit in de sporen van de wielrennerij getrokken. Maar fier op onze grootouders zijn we. Daarom, mocht iemand van de lezers nog anekdotes kennen uit het bloemrijke leven van mijn grootvader, of foto’s bezitten mogen mij steeds contacteren. Hoe meer, hoe liever. Hopelijk verzamel ik genoeg om ooit nog eens een boek te kunnen schrijven over “Den ijzeren Tuur en zijn wielrennende familieleden.

De familie langs vaderszijde heeft ook heel wat straffe verhalen. Mijn grootvader was een Scheldeloods, die de orde van Oranje heeft mogen ontvangen, wegens een spectaculaire redding op de Schelde ter hoogte van Vlissingen. Alleszins een leuk verhaal voor onze heemkring manusje-doe-al , Carlo Evers. Hierover misschien later meer.
René Lux
Andere Diverse Uitslagen

Op zondag 12 augustus 1906 behaalde Arthur Vanderstuyft een 2de plaats op de wielervelodroom te Dreesden. (Guinard was eerste).


Op 26 augustus 1906 is Vanderstuyft 3de geëindigd in een wedstrijd van 1 uur en te Leipzig.


Op 2 september 1906 was Vanderstuyft 2de over een wedstrijd van 100 km.te Munchen.



Zijn echtgenote, Louise Verbeeck, overleed op 26-jarige leeftijd tijdens de Eerste Wereldoorlog (11-10-1915).


Fotoalbum Arthur Vanderstuyft

 

 

 

 

 

 


  Afbeelding toevoegen